-
1 jolt
n. ruk, duw, stoot; schok--------v. schokken, horten, stotenjolt1[ dzjoolt] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————jolt2II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:jolt someone out of a false belief • iemand plots tot een beter inzicht brengen -
2 jolt someone awake
-
3 wake
n. sleep; weg, spoor; waken (over de dode de nacht voor de begrafenis)--------v. wakker maken, wekken; wakker worden, ontwakenwake1[ week] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:2 in the wake of • in het spoor van, in de voetstappen van————————wake2♦voorbeelden:wake up • ontwaken, wakker wordenwake up to something • iets gaan inzienII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:2 wake someone up to something • iemand van iets doordringen/bewust maken
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский